Bron: Stephen Kimber, John Kirk 
counterpunch 22 november 2021 ~~~

Het nieuws was …. Er was geen nieuws.

Op 15 november maakten de Amerikaanse media ons klaar voor een herhaling van de gebeurtenissen van 11 juli in Cuba – alleen grootschaliger en dramatischer.

In juli gingen tienduizenden Cubanen de straat op om uiting te geven aan hun frustraties over hun regering en, meer in het algemeen, over de toestand van hun land en zijn economie.

In de aanloop naar de aangekondigde protesten van deze maand kon Archipiélago – een brede koepel van dissidente groeperingen onder leiding van de bekende dramaturg Yunior García – bogen op een Facebookgroep van 37.000 leden. De groep maakte publiekelijk bekend op welke plaatsen op het eiland die dag om 15.00 uur zou worden gedemonstreerd.

Maar er gebeurde niet veel. De organisatoren vroegen de Cubanen de straat op te gaan om radicale veranderingen in de regering te eisen, maar slechts een handjevol reageerde. Ze nodigden de Cubanen uit om later die avond met potten te gaan slaan om de wereld hun frustratie te tonen. Nog minder deden dat. Ondanks de voorspellingen van geweld en vandalisme op straat, meldde CBS Miami dat slechts elf mensen waren gearresteerd, terwijl nog eens vijftig mensen door regeringsagenten en aanhangers in hun huizen waren gebarricadeerd. De volgende dag vertrok García zelf naar Spanje, zonder zijn mede-dissidenten in te lichten.

Wat ging er mis?

De media wisten het – of beweerden van wel: “Door protest te onderdrukken, toont Cubaanse regering haar angst voor het volk” (Washington Post); “Cubaanse regering maakt einde aan geplande mars van demonstranten” (NBC News); “Cuba verplettert afwijkende meningen voorafgaand aan protest” (New York Times).

De media zaten er niet helemaal naast. De Cubaanse regering heeft een lange geschiedenis van het onderdrukken van afwijkende meningen, waarvan zij beweert dat die grotendeels door de VS worden aangewakkerd, en die zij als een existentiële bedreiging beschouwt. (Die beweringen zijn ook niet verkeerd, hoewel de implicaties ervan zelden worden onderzocht in de media).

Zeker, sommige Cubanen werden ervan weerhouden te demonstreren door de grote aanwezigheid van politie en leger in de straten.

Maar dat alleen verklaart niet het gebrek aan resultaat.

Wat hebben de Amerikaanse media, die over het algemeen Washington’s kwaadaardige interpretatie napraten van alles wat er in Cuba gebeurt, gemist in hun bijziendheid?

Genoeg. Begin met enkele belangrijke gebeurtenissen die op 15 november in Cuba hebben plaatsgevonden.

Op die dag, bijvoorbeeld, ging de uiterst belangrijke, door een pandemie geteisterde toeristische sector van het land weer open voor volledig gevaccineerde internationale bezoekers na 18 brute maanden van COVID-19 sluiting. In de eerste week zouden de internationale vluchten naar Cuba toenemen van 67 per week tot meer dan 400.

Dat was mogelijk omdat Cuba COVID weer enigszins onder controle heeft, deels dankzij een massaal vaccinatieprogramma in heel Cuba waarbij vaccins worden gebruikt die in de eigen laboratoria zijn ontwikkeld. De Cubaanse vaccinatiegraad is een van de hoogste ter wereld. En het aantal COVID-gevallen is gedaald van een dagelijks gemiddelde van 10.000 in de zomer tot 243 op de dag van het geplande protest.

Niet toevallig was 15 november ook de dag waarop 700.000 Cubaanse kinderen weer in het klaslokaal onderwijs konden volgen, een belangrijke mijlpaal die de gemoederen weer wat heeft opgekrikt.

Dat gold ook voor een reeks gratis concerten en kunsttentoonstellingen om de aanstaande 502e verjaardag van de stichting van Havana te vieren.

Naast deze mijlpalen waren er ook andere pragmatische redenen voor de Cubanen om zich hoopvoller te voelen bij het aanbreken van de protestdag. Venezuela, de belangrijkste olieleverancier van het eiland, heeft zijn leveranties verhoogd van 40.000 vaten per dag in augustus tot 66.000 in november. De stroomvoorziening is stabieler geworden, met minder black-outs, en het koelere weer heeft de druk op het elektriciteitsnet helpen verlichten.

Ook kan worden opgemerkt dat de Cubaanse regering – die in juli werd betrapt toen zij in slaap viel – ook lessen heeft geleerd. Maar niet – zoals de Amerikaanse media het willen – alleen maar hoe de burgers te intimideren en te controleren.

De Cubaanse leiders erkenden dat veel van de frustraties die in juli tot de protesten leidden, gerechtvaardigd waren en begonnen veranderingen door te voeren, met name voor vrouwen en jongeren en voor mensen in gemarginaliseerde gebieden in de grotere steden. Alleen al in Havana zijn er 62 projecten waarbij het scheppen van banen, de ontwikkeling van infrastructuur en het herstel van woningen prioriteiten zijn geworden.

De regering lanceerde ook bijkomende economische hervormingen, waarbij meer vrijheid werd geboden voor zelfstandige arbeid, de particuliere sector toegang kreeg tot kredieten in harde valuta en mogelijkheden kreeg om samen te werken met buitenlandse investeringspartners. Sindsdien zijn meer dan 16.000 projecten voor zelfstandigen geregistreerd en 416 verzoeken om kleine en middelgrote ondernemingen op te richten ingewilligd.

Tegelijkertijd is de Cubaanse regering begonnen met een grootscheepse mediacampagne om de Cubanen en de wereld duidelijk te maken – ook nu weer terecht – dat veel van wat de Cubaanse economie mankeert nog steeds het gevolg is van het voortdurende, nooit aflatende VS-embargo en de door de VS gefinancierde pogingen om rechtse regimewisselingen aan te moedigen van het soort dat wordt gepropageerd door dissidentengroeperingen in Miami, zoals Archipiélago.

Dit alles wil niet suggereren dat de Cubanen plotseling universeel tevreden zijn met hun regering of met het tempo van de veranderingen. Maar het geeft wel aan dat Cuba’s “normale” november de Cubanen meer aanspreekt dan Yunior Garcia’s oproep om de barricaden op te gaan.

En dat zou ons allemaal aan het twijfelen moeten brengen over wat we in de media lezen en zien. Cuba is veel complexer, de opvattingen van zijn burgers veel genuanceerder, dan de simplistische karikatuur in de media doet vermoeden.


Stephen Kimber, hoogleraar Journalistiek aan de University of King’s College, is de auteur van What Lies Across the Water: The Real Story of the Cuban Five. John Kirk, hoogleraar Spaans en Latijns-Amerikaanse studies aan Dalhousie University, is auteur of co-auteur van 16 boeken over Cuba, het meest recent Healthcare Without Borders: Understanding Cuban Medical Internationalism.