Bron: Francisco Dominguez 
chicagoalbasolidarity.org 7 september 2023
  1. Inleiding
  2. Amerikaanse agressie tegen het Bolivariaanse Venezuela
  3. Pogingen van de VS tot ‘regimeverandering’ na Chavez
  4. Amerikaanse sancties als middel tot economische vernietiging
  5. De leidende rol van Venezuela in de wereld en Latijns-Amerika
  6. Hoe heeft president Maduro het economisch herstel van Venezuela geleid?
  7. De aard van de Bolivariaanse Revolutie
  8. Conclusie

In drie opvolgende dagen zal er een deel van de vertaling verschijnen, van deze historische analyse van Francisco Domenico over een belangrijke periode in de geschiedenis van de mensheid, die begon met de eerste tegenslag van het imperialisme dat na de val van het Sovjet unie zijn alleenheerschappij opbouwde (1998 destabilisering, oorlog, balkanisering in yoegoslavie,… enzovoort) doch in Caracas een eerste en volhardende tegenstand kreeg; tot aan het tragikomsiche moment dat het imperium in Caracas komt bedelen om ruwe olie voor zijn industrie en legers. , [15 pg. Engelstalig – download PDF]

In dit eerste deel, na een korte inleiding, het eerste Hoofdstuk: “De Amerikaanse agressie tegen het Bolivariaanse Venezuela” – in de periode vanaf de spectaculaire verkiezingoverwinning van Chavez in 1998 tot aan zijn dood in 2013.

Inleiding

Toen Nicolas Maduro in april 2013 met een krappe meerderheid werd verkozen tot president van Venezuela, werd zijn overwinning door de mainstream media, in navolging van de gebruikelijke valse beschuldigingen van de oppositie, afgeschilderd als fraude. Henrique Capriles, de rechtse kandidaat, weigerde de uitslag te accepteren en riep zijn aanhangers op om hun woede te uiten door protesten te organiseren, die extreem gewelddadig werden en de dood van 14 mensen tot gevolg hadden. Conservatieve internationale stromingen, vooral in de VS, dachten dat het presidentschap van Maduro, na de vroegtijdige dood van Hugo Chavez, de laatste etappe van de Bolivariaanse Revolutie was (The Economist, 14/12/2013, noemde het “Maduro’s holle overwinning”). Kortom, voor de VS, haar Europese handlangers en Venezolaanse gevolmachtigden was dit het begin van het einde van de Bolivariaanse Revolutie. De oppositie dacht dat het moment was aangebroken voor een laatste krachtsinspanning en begon op aandringen van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken aan een onophoudelijk aantal offensieven bedoeld om de Bolivariaanse regering, de Bolivariaanse grondwet en de uitroeiing van Chavismo met geweld omver te werpen. Eén zo’n episode in 2014, gedomineerd door straatgeweld van de oppositie, duurde zes maanden; een andere in 2017, nog gewelddadiger, duurde ook zes maanden, waarbij mensen levend werden verbrand omdat ze donker gekleurd waren, d.w.z. Chavistas.

Ondanks hun duur en gewelddadig karakter mislukten deze pogingen. De laatste in 2017 werd ontketend in de context van een groeiende economische crisis, veroorzaakt door binnenlandse economische sabotage en eenzijdige dwangmaatregelen van de VS (zgn. sancties). In maart 2015 had Obama een reeks Amerikaanse sancties tegen het Bolivariaanse Venezuela geformaliseerd door het land te verklaren tot “een ongewone en buitengewone bedreiging” voor de nationale veiligheid van de VS. Net als onder Allende zorgde de economische oorlogsvoering opzettelijk voor tekorten aan essentiële levensbehoeften – vooral voedsel, inflatie van drie cijfers en algemene economische ontwrichting, allemaal bedoeld om maximale sociale onvrede te zaaien. Het gevolg was een brute aanval op de levensstandaard van miljoenen Venezolanen, die leidde tot een klinkende overwinning van de oppositie bij de parlementsverkiezingen van december 2015, die op een haar na tweederde van de Nationale Assemblee in handen kreeg. De nieuw verkozen parlementsvoorzitter van de oppositie kondigde aan dat president Maduro “binnen zes maanden” zou worden afgezet. Het einde leek definitief nabij en de daaropvolgende agressie onder leiding van de VS leek er onverbiddelijk op uit te draaien. Met de verkiezing van Donald Trump intensiveerde de VS massaal de voortdurende hybride (meervoudige) oorlogsvoering tegen het volk van Venezuela. Het ging om een verlammende economische, handels- en financiële blokkade in combinatie met gevaarlijke militaristische avonturen, waaronder een terroristische aanval met explosieven en een invasie van huurlingen die beide gericht waren op de fysieke uitschakeling van het burgerlijke en militaire leiderschap van de Bolivariaanse Revolutie.

Tegen 2020 had de verregaande blokkade van de VS geleid tot een daling van de olie-inkomsten met 99 procent en meer dan honderdduizend onnodige doden. Omdat ze allemaal faalden, namen de VS uit wanhoop hun toevlucht tot het creëren van een parallelle Venezolaanse regering met Guaidó’s zelfbenoeming tot ‘interim-president’, wat ook mislukte. Voordat het einde van een zeer hard en bewogen decennium 2013-23 voor Venezuela voorbij was, verwelkomde een zelfverzekerde president Maduro – die een economie leidt die in de dubbele cijfers zal groeien – in maart 2021 op het paleis van Miraflores een delegatie van de Bidenregering die wanhopig op zoek was naar de olie van Venezuela, wat het succesvolle verzet van de Bolivariaanse regering tegen de imperiale agressie bevestigde.

In dit document brengen we in kaart (a) welke wrede beproevingen president Maduro en het volk van Venezuela moesten doorstaan tijdens de intense Amerikaanse ‘regime change’ periode van agressie van 2014-2023, (b) hoe Venezuela onder Maduro er niet alleen in slaagde om de aanval te overleven, maar ook om het Chavismo aan de macht te houden als de hegemoniale politieke kracht die het was onder Hugo Chavez en een leidende rol te spelen in de strijd voor het socialisme. Geen geringe prestatie. De zaden die door de Bolivariaanse Revolutie van Hugo Chavez waren geplant, hadden diepe wortels gelegd en Venezuela veranderd in een baken van anti-imperialistisch verzet tegen tweeëntwintig jaar agressie onder leiding van de VS.

Amerikaanse agressie tegen het Bolivariaanse Venezuela

De agressie van de VS tegen het Bolivariaanse Venezuela gaat terug tot 1998, het jaar waarin Hugo Chavez werd verkozen. Tussen 1999 en 2003 nam de vijandigheid van de VS de vorm aan van een ‘blitzkrieg’: een fulminerende, internationaal gesteunde mobilisatie van de burgermaatschappij om het ‘weerzinwekkende’ presidentschap van Hugo Chavez snel af te zetten. De demonisering van Chavez, die in februari 1999 werd ingehuldigd, werd in augustus van dat jaar door de media ingezet naar aanleiding van zijn initiatief om Venezuela van een nieuwe grondwet te voorzien door middel van een grondwetgevende vergadering.

Chavez won het referendum (april 1999) voor de grondwetgevende vergadering met 92% en 86% voor de verkiezingsmethode waarbij zijn aanhangers 125 van de 131 zetels wonnen. De nieuwe grondwetstekst werd goedgekeurd met 72% van de stemmen in een tweede referendum in december 1999. Terwijl het volk van Venezuela druk bezig was met het heroprichten van hun ontwrichte samenleving, schreef de New York Times een hoofdartikel waarin de Venezolanen werden gewaarschuwd om “op hun hoede te zijn voor de methodes die de heer Chávez gebruikt. Hij trekt de macht naar zich toe en misbruikt een speciale constitutionele vergadering die nu in Caracas bijeenkomt en die bijna volledig uit zijn aanhangers bestaat […] Chávez, een voormalige paracommandant die in 1992 een mislukte militaire staatsgreep pleegde, heeft tot nu toe weinig respect getoond voor de compromissen die nodig zijn in een democratie, die Venezuela 40 jaar gehad heeft.”

De New York Times en het politieke establishment van de VS wisten dat de nieuwe grondwet niet alleen de oude pro-Amerikaanse Venezolaanse elite had onteigend van de machtsinstrumenten, maar ook het opkomende Bolivariaanse Venezuela had uitgerust met een anti-neoliberaal grondwettelijk instrument. Het aannemen van zo’n grondwet in 1999 in een Latijns-Amerika dat, met uitzondering van het sterk geïsoleerde post-USSR Cuba, een zee van neoliberalisme was, getuigt van de politieke durf van de commandant. Gezien het strategische belang van de olie-inkomsten voor zowel de geopolitieke dominantie van de VS als Chavez’ programma voor sociale verlossing, leidde de Bolivariaanse grondwet, door de olie-industrie als cruciaal staatsbezit te bestempelen dat niet geprivatiseerd kon worden, onvermijdelijk tot een confrontatie tussen Washington en Caracas die na de verkiezing van George W. Bush in 2000 alleen maar erger werd. Tegen 2001 hadden ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig ontmoetingen met oppositieleiders, dissidente militaire officieren, zakenleiders en vele anderen. In die tijd citeerde de NYT een Amerikaanse defensiefunctionaris die zei: “We zonden informele, subtiele signalen uit dat we deze man [Chavez] niet mochten”. Grote sommen geld begonnen naar Venezuela’s oppositie te vloeien, voornamelijk via het National Endowment for Democracy en verschillende andere duistere kanalen. De strategische strijd tussen het Bolivarisme en het Monroïsme was serieus begonnen met als meest directe manifestatie de staatsgreep tegen de regering in april 2002 en het verleiden van het leger om een staatsgreep te plegen. Net als in het Chili van Allende mobiliseerde de elite vrouwen uit de middenklasse, landeigenaren, universiteitsstudenten, de katholieke kerk, bedrijfsverenigingen, rechtse politieke partijen, journalisten en de elitemedia en dissidente militaire officieren. Ze slaagden erin om in december 2001 een “nationale staking” te organiseren.

De staatsgreep van april 2002 werd door massamobilisatie in slechts 47 uur neergeslagen. De inkt van de gedrukte feestvreugde van de internationale mainstream media was nog niet droog toen het volk van Venezuela en de meerderheid van het leger Chavez uit de gevangenis hadden gered, hem weer in Miraflores hadden gezet en de coupplegers als ratten van een zinkend schip lieten vluchten (https://cepr.net/the-venezuela-coup-20-years-later/). De nederlaag van de staatsgreep weerhield de VS en de elite van Venezuela niet van hun verdere pogingen om chaos te veroorzaken om Chavez te verdrijven. Rekenend op de steun van de olie-ingenieurs en de verraderlijke vakbondsfederatie CTV, voerde de elite in 2003 een 68 dagen durende olieblokkade van de staatsoliemaatschappij (PDVSA) uit met als doel de economie onderuit te halen, wat leidde tot verliezen van meer dan 14 miljard US dollar.[1] Een positief aspect was dat door de nederlaag van de coup van 2002, de elite haar lang gekoesterde controle over de strijdkrachten verloor, en de nederlaag van de olieblokkade stelde Chavez in staat om de controle over PDVSA over te nemen, tot dan toe ‘een staat binnen de staat’. (https://nacla.org/article/venezuela%27s-revolution-and-oil-company-inside).

Op 9 mei 2004 werden achtentachtig Colombiaanse paramilitairen – waarvan sommigen Venezolaanse militaire uniformen droegen – gearresteerd in Caracas “terwijl ze aan het trainen waren voor een aanval op een militaire installatie”.Het trainingscentrum was een boerderij die eigendom was van een Cubaanse banneling en leider van de oppositiecoalitie “Democratische Coördinatie”. Een paar uur later werden er nog eens 32 gearresteerd buiten Caracas. Ze waren van plan het Urban Security Command van de Nationale Garde aan te vallen om wapens buit te maken die bedoeld waren om nog eens 1500 paramilitairen te bewapenen met als doel de regering van Chavez omver te werpen, en hem zelfs te vermoorden. De Colombiaanse en Amerikaanse regeringen, die sterk verdacht werden het meesterbrein te zijn, ontkenden elke betrokkenheid (https://www.peoplesworld.org/article/coup-foiled-in-venezuela/).

Later in 2004 activeerde de rechtervleugel van Venezuela het afzettingsreferendum, een grondwettelijke bepaling (uniek in de wereld) die het mogelijk maakt een referendum te houden tegen de president (of een andere gekozen autoriteit) om een nationale stemming halverwege hun mandaat te ondergaan die hen uit hun ambt kan zetten als de autoriteit in kwestie de stemming verliest. De oppositie, die openlijk werd gesteund door de VS, draaide de referendumcampagne van ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ om in een nieuwe golf van geweld, die leidde tot de dood van ten minste tien mensen. Chavez behaalde een klinkende overwinning, die door de oppositie opnieuw werd toegeschreven aan fraude en beloofde op 15 augustus 2004 het bewijs te zullen leveren. We wachten nog steeds op dat bewijs.

Na de presidentsverkiezingen van 2006 overtuigend te hebben gewonnen (63 procent tegen 3 procent voor de oppositiekandidaat), nam Chavez het besluit om het Bolivariaanse proces te verdiepen door middel van een grondwettelijk referendum in december 2007, dat met een zeer kleine marge werd verworpen. De oppositie, die enorme steun van buitenaf genoot, ontketende een gemene maar effectieve leugencampagne waarin werd beweerd dat de hervorming bedoeld was om privébezit uit te bannen, Chavez als dictator voor het leven te installeren en zelfs dat ouders hun wettelijke ouderlijke rechten over hun kinderen aan de staat zouden verliezen. Dit werd aangevuld met nog een gewelddadige campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid, voornamelijk uitgevoerd door universiteitsstudenten van de oppositie: bussen werden in brand gestoken, snelwegen geblokkeerd en er waren confrontaties op straat met de politie die door de mainstream media werden afgeschilderd als autoritaire repressie.[2] Het werkte: veel Chavista-kiezers kwamen niet opdagen om te stemmen.

Dit werd in 2008 gevolgd door een couppoging door ontevreden militaire officieren, waaronder drie generaals die in september van dat jaar naar verluidt van plan waren het presidentiële paleis over te nemen. Chavez stelde vast dat het complot de goedkeuring had van de Amerikaanse regering en besloot Patrick Duddy, de Amerikaanse ambassadeur in Venezuela, het land uit te zetten. Sindsdien zijn de diplomatieke relaties tussen Caracas en Washington gespannen en zwak.

Na zo vaak gefaald te hebben om Chavez van de macht te verdrijven, leidde de verkiezing van de ultrarechtse politicus en overtuigde pro-Amerikaanse Alvaro Uribe als Colombiaanse president in 2008 ertoe dat minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton de VS ertoe bracht een openlijk militaire aanpak te kiezen. Door de ondertekening van het Defence Cooperation Agreement (DCA) stond Colombia de VS toe om zeven extra militaire bases te vestigen, ogenschijnlijk gerechtvaardigd om de ‘bilaterale samenwerking’ te versterken in de strijd tegen drugshandel, terrorisme en dergelijke, maar het was duidelijk dat het echte doelwit het Bolivariaanse Venezuela was. Een speciaal pamflet van de Venezuela Solidariteit Campagne (VSC) [3] dat in die tijd werd uitgegeven, concludeerde “…de DCA is niet ondertekend om antidrugsoperaties uit te voeren, maar om het bereik van de luchtmobiliteit op het Zuid-Amerikaanse continent enorm te vergroten, met Venezuela objectief gezien als het primaire doel”.

Dit ging gepaard met agressieve Amerikaanse militaristische provocaties waarbij Amerikaanse gevechtsvliegtuigen minstens 14 keer het luchtruim van Venezuela schonden. Dergelijke provocaties gingen door in 2010, 2011 en 2012. Maar het mocht niet baten, Venezuela liet zich niet intimideren en in oktober 2012 werd Hugo Chavez met een overtuigende 55 procent herkozen als president. (*)

Zijn overwinning was, tragisch genoeg, van korte duur; in juni 2011 werd Chavez geopereerd aan een kankergezwel, gevolgd door chemotherapie. Vervolgens ging hij gedurende 2012 en ook in 2013 herhaaldelijk terug naar Cuba om een operatie te ondergaan om kankertumoren te verwijderen, gevolgd door een behandeling met radiotherapie. Totdat hij op die noodlottige 5 maart 2013 op 58-jarige leeftijd stierf aan kanker.[4] De VS en hun handlangers haalden opgelucht adem en wreven zich in de handen omdat ze dachten dat als Chavez weg was, de Bolivariaanse Revolutie ook met hem zou verdwijnen. Maar zij hadden nog iets anders in petto.

In deze periode (1999-2010) was de strategie van de VS gericht op het creëren van een chaotische burgeroorlog of, idealiter, een echte burgeroorlog in de hoop dat de veroorzaakte instabiliteit zou leiden tot de afzetting van Chavismo of tot omstandigheden die bevorderlijk zouden zijn voor een externe (door de VS geleide militaire) interventie.

Volgens een rapport van een ‘NGO’, PROVEA[5], waren er tussen 1999 en 2010 19.250 protesten in Venezuela: 5.913 wegblokkades, 5.093 demo’s, 1.290 marsen, 1.185 stremmingen, 1.506 bezettingen van gebouwen, plus 4.263 andere vormen van protest. Er is een sterke correlatie tussen deze hyperactiviteit van de golpista oppositie en het geld dat door de VS is uitgegeven via de National Endowment for Democracy (NED). Tussen 2002 en 2012 injecteerde de NED meer dan US$100 miljoen om ‘NGO’s’ en oppositiegroepen te financieren.[6]

Francisco Dominguez is Secretaris van de ‘Venezuela Solidarity Campaign – UK

In het volgende deel van deze historische analyse uit september 2023,
de hoofdstukken 3, 4 en 5:
“Pogingen van de VS tot ‘regimeverandering’ na Chavez”,
“Amerikaanse sancties als middel tot economische vernietiging”
“De leidende rol van Venezuela in de wereld en Latijns-Amerika”


Voetnoten

  • [1] Bart Jones, The Hugo Chavez Story, The Bodley Head, 2008, p.386.
  • [2] Een rapport van PROVEA, door de VS gefinancierde ‘NGO’ van de oppositie registreerde dat er tussen 1999 en 2007 11.157 verschillende vormen van protest waren tegen de Bolivariaanse regering, dat is gemiddeld ongeveer 1400 per jaar .(La Protesta Política en Venezuela (2001-2007, p.80).
  • [3] No to the US Militarization of Latin America, Venezuela Under Threat, Venezuela Solidarity Campaign, 2009.
  • [4] Vanaf 2011, maar ook in 2012, kregen de linkse leiders van Latijns-Amerika, Lula, Dilma, Cristina Kirchner en Fernando Lugo in Paraguay kanker; wat sterke vermoedens oproept dat de kanker van Chavez wel eens met voorbedachten rade veroorzaakt zou kunnen zijn.
  • [5] Venezuela: Una década de protestas 2000-2010; dat is een jaarlijks gemiddelde van bijna tweeduizend.
  • [6] Eva Golinger, The Dirty Hand of the NED in Venezuela, Counterpunch, 25 April 2014, (https://www.counterpunch.org/2014/04/25/the-dirty-hand-of-the-national-endowment-for-democracy-in-venezuela/)